De windmolen is terug.
Het is waarschijnlijk een van de oudste manieren om energie uit de wind te halen. De eerste keer dat windmolens werden gebruikt om elektriciteit te produceren was in 1891 in Askov, Denemarken door Poul la Cour.
We moesten wachten tot 1930 tot iemand op het idee kwam om windmolens voor de kust te plaatsen. Maar pas in 1972 introduceerde Dr. William E Heronemus, hoogleraar aan de Universiteit van Massachusetts, het concept van het gebruik van drijvende windturbines.
Waarom?
We hebben steeds meer energie nodig en onze traditionele energiebronnen zijn niet duurzaam. Nu dit steeds dringender wordt, wint windenergie aan populariteit. Maar je moet ervoor zorgen dat je de wind op de beste plaatsen vangt.
Offshore windturbines hebben het voordeel dat wind en ruimte in overvloed aanwezig zijn. Bodemvaste offshore-turbines kunnen worden ingezet in ondiepe kustgebieden. Maar deze zijn vaak dichtbevolkt. Drijvende turbines maken het mogelijk om windenergie verder weg van de kust te oogsten. Dit heeft verschillende voordelen: de wind is sterker en constanter, ze verminderen de visuele vervuiling en ze bieden beter plaats aan visserij- en scheepvaartroutes.
Hoe?
Er zijn vier manieren waarop een zwevende windturbine kan worden bedacht : Spar-type, type spanpootplatform (TLP), type ponton (binnenschip) en semi-onderdompelbaar. Ze onderscheiden zich zowel in de hoeveelheid en positie van de drijvende elementen als in de manier waarop ze zijn verankerd aan de zeebodem.
Het spar-type moet je zien als een windmolen met een drijvend element op de bodem. Het is verankerd aan de zeebodem met verschillende lijnen. De TLP lijkt meer op een olieboorplatform met een windmolen erop. Het pontontype lijkt meer op een boot met meerdere windmolens erop om het in balans te houden. En de semi-onderdompelbaar is vergelijkbaar met de TLP maar heeft een systeem om het waterpas te houden in de golven.
Wat zijn de belangrijkste uitdagingen?
De belangrijkste uitdaging is een economische uitdaging. In tegenstelling tot onshore windparken zijn de belangrijkste kosten niet de turbine (slechts ongeveer een derde). De ondersteuningsstructuur is goed voor ongeveer een vierde van de kosten en de exploitatie en het onderhoud nog eens een vierde.
Elk type windturbine dat hierboven wordt genoemd is geschikt voor verschillende omstandigheden. Dit is afhankelijk van de gevoeligheid voor golven en de bodemgesteldheid (voor de bevestiging van de windmolen). Dit heeft ook invloed op het trossensysteem en de ankerkosten. Ook de waterdiepte-onafhankelijkheid is van groot belang. Sinds 2009 zijn er verschillende systemen ingezet en de financiële haalbaarheid ervan moet nog worden geëvalueerd.
Het vermogen dat de turbines kunnen opwekkenis vergelijkbaar met de vaste windturbines, aangezien de ontwerpen hetzelfde zijn. De enige beperking is de grootte, want je moet het stabiel kunnen houden in de golven. Turbines tot 6MW worden momenteel ingezet.
Waar?
De landen die drijvende windturbines hebben ingezet zijn Denemarken, Italië, Nederland, Noorwegen, Portugal, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Japan is ook van plan een windmolenpark voor de kust van Fukushima te installeren. Europa heeft duidelijk een leidende rol en dit is ook het geval voor de niet drijvende offshore windmolenparken.
Wat heeft de toekomst in petto?
Er zijn nog veel projecten gepland. Zoals gezegd, zet Japan een groot windpark op dat in 2020 80 turbines zou kunnen hebben. Alle bovenstaande voorbeelden bevinden zich nog in de proeffase. De staat Maine is van plan om het eerste commercieel drijvend windpark te bouwen.
Het concept van drijvende windturbines lijkt tot nu toe technisch haalbaar. Als we minder afhankelijk willen zijn van traditionele energiebronnen, zullen we deze extra energiecapaciteit nodig hebben. De tijd zal leren of dit ook een commerciële optie is.
Wil je meer?
Wil u weten op welke manier het ondersteunen van ons milieu de kwaliteit van ons leven beïnvloedt? Ontdek meer over duurzaamheid en loslaten.
Laat een reactie achter